Waar vogels de menselijke jaloezie opwekken door hun vermogen om te vliegen,
doen dagvlinders dat door hun fragile schoonheid en kleur. Er zijn ook nachtvlinders, maar daarover een andere keer.
De kleurige, elegante gedaante die ons leven kleur geeft is de eindfase van een aantal gedaanteverwisselingen.
Als eitje begonnen op een zogenaamde waardplant kruipt er op enig moment een kleine larve, de rups. Rupsen hebben eigenlijk maar één doel in het leven en dat is eten (van de waardplant). En overleven natuurlijk, want rupsen dienen als een eiwit rijke voedselbron voor veel andere dieren. Mezen bijvoorbeeld zorgen dat ze jongen hebben precies in de periode, dat er veel rupsen zijn.
De rups van elke vlinder ziet er anders uit. Veel rupsen hebben een uitstekende camouflage kleur. Andere rupsen verdedigen zich door giftig te zijn en weer andere ontwikkelen irritante haren om de kans om te overleven te vergroten. Ze vervellen vier of vijf keer voordat ze voldoende groot zijn om te verpoppen. Met spinklieren maken ze een ragfijn weefsel en creëren daarmee een goed gecamoufleerde cocon rond hun lijf.
In anderhalf tot drie weken tijd gebeurt de wonderbaarlijke metamorfose van rups tot vlinder. De rups wordt afgebroken en een totaal nieuw wezen ontstaat: de vlinder.
De opgevouwen vleugels worden opgepompt, gespannen en gedroogd. Dan is de vlinder klaar.
Er wordt nectar verzameld, waarbij bloemen worden bestoven, Er wordt gepaard en aan het eind van het vlinderleven worden eitjes gelegd met daarin de nieuwe generatie.