De wolf is terug in Nederland. En dat zullen we weten.
Deskundigen buitelen over elkaar heen met meningen over blijdschap en angst.
Eerst de blijdschap.
Natuurliefhebber zijn blij met de komst van grote roofdieren aan het eind van de voedselketen.
De zeearend is hartelijk verwelkomd en eet hier en daar een gansje mee. De wolf wordt al toegedicht, dat de enkele roedels wolven de overmaat aan edelherten en damherten zullen inperken. Dit lijkt me een zeer optimistische gedachte.
Nu de angst.
Wolven zouden een gevaar (gaan) vormen voor mensen, baby’s uit wiegen stelen en andere
onzin. De jagers staan al te popelen om wat aanzien te verwerven door dit ‘groot gevaar’ preventief te lijf te gaan. Dit wordt vooral gemotiveerd door schapenhouders.
Nu de realiteit.
Wolven zijn uitermate schuw en mijden de mens (terecht). Wolven zijn ook slim en lui, zoals op deze foto goed te zien is. Een groep onbewaakte schapen, die geen kant op kunnen vormen een gemakkelijker prooi, dan een vrijlopend hert. Het vervelende is, dat wolven evenals vossen een automatische bijtreflex hebben en dus meer prooien doden dan ze kunnen eten.
Dat komt in geval van een eenmalige kans goed uit, want ze begraven hun overschot en kunnen nog lang van de karkassen leven.
De populatie van vossen wordt nauwelijks kort gehouden door de jacht, maar vooral door voedselaanbod (vooral konijnen). Als er meer ruimte komt voor vossen (en wolven) worden er meer jongen geboren.
Conclusies: 1) jagen helpt niet echt, maar geeft een goed gevoel. 2) terugbrengen van grote, liefst aaneengesloten natuurgebieden biedt kansen voor grote predatoren. 3) regulatie door (beheer) jacht wordt in ons kleine landje noodzakelijk als andere maatregelen niet helpen.
Tip: een overweging voor natuurbeheerders zou zijn om minder geld te besteden aan aankoop van landgoederen met dure gebouwen en meer geld te besteden aan afrastering van kwetsbare gebieden.